Vastgoed aangewend door zorginstellingen na het Cassatie-arrest van 19 maart 2020 - vrijstelling onroerende voorheffing ook voor het verleden!
Geschatte leestijd
4 minuten
   

Wanneer een “belastingplichtige of een bewoner” een onroerend goed zonder winstoogmerk gebruikt voor een in de wet voorziene bestemming of bestemt tot een “soortgelijke weldadigheidsinstelling” is er recht op vrijstelling onroerende voorheffing.

Wat voorafgaat – het mijlpaalarrest van Cassatie 19.03.2020

In een arrest van 19 maart 2020 (F.19.0045.N/1), in een dossier behandeld door ons kantoor, heeft het Hof van Cassatiesoortgelijke weldadigheidsinstellingen” gedefinieerd als die instellingen die op eender welke wijze geestelijke, fysieke, “dan wel andere zorg verstrekken aan hulpbehoevenden. Het betreft met andere woorden alle zorginstellingen; het betrokken arrest had betrekking op een maatwerkbedrijf (de vroegere sociale werkplaatsen).

Het cassatiearrest is best opmerkelijk aangezien het Hof van Cassatie in haar zogenaamde vaststaande cassatierechtspraak tot voor kort er een veel engere definitie op na hield. Cassatie beperkte immers de “soortgelijke weldadigheidsinstellingen” tot (enkel) die instellingen die “op eender welke wijze fysieke of geestelijke zorg verstrekken”.

De beweging van het Hof van Cassatie is evenwel geheel logisch aangezien het zijn rechtspraak afstemde op de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Het Grondwettelijk Hof, eveneens in een dossier behandeld door ons kantoor, oordeelde immers dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden wanneer andere zorginstellingen dan diegene die fysieke of geestelijke zorg verstrekken zouden worden uitgesloten van de vrijstelling. Het gaat dan bijvoorbeeld over instellingen die maatschappelijk of sociale zorg verstrekken. U leest daarover alles in de speciale editie van onze nieuwsbrief die aan het recente cassatiearrest werd gewijd (zie bijlage: Nieuws@Imposto speciale editie 17.04.2020).

Dit mijlpaalarrest werkt ook door naar het verleden ….

Het valt toe te juichen dat er in het licht van onduidelijke wetgeving thans rechtszekerheid is gecreëerd door onze hoogste rechtscolleges, weliswaar na een decennialange procedureslag.

Voor de zorginstelling zal het zaak zijn om in de toekomst een bezwaarschrift in te dienen telkens wanneer zij een aanslag onroerende voorheffing ontvangt voor een pand dat zonder winstoogmerk wordt bestemd tot de zorgactiviteit van de instelling.

Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen de 3 maanden. Alle formaliteiten om een bezwaarschrift in te dienen moeten in principe op het aanslagbiljet zelf zijn vermeld.

Maar wat met de onroerende voorheffing die voor diezelfde panden in het verleden werd betaald? In het licht van voornoemde rechtspraak voelt het niet meer als rechtvaardig aan dan dat de zorginstellingen deze zouden moeten terugbetaald krijgen nu vaststaat dat de betaling was gebaseerd op een ongrondwettelijke situatie.

….. via een verzoek tot ambtshalve ontheffing wegens een nieuw feit !

Het is dan zaak te weten of er een rechtsgrond bestaat om terugvordering van ten onrechte betaalde onroerende voorheffing te bekomen. De oplossing ligt in de mogelijkheid om aan de Vlaamse Belastingdienst een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing te richten.

Dergelijk verzoek is onder meer mogelijk wanneer er sprake is van een overbelasting wegens een nieuw feit waarvan het laattijdig inroepen ervan is gerechtvaardigd door gewettigde redenen. Het Grondwettelijk Hof heeft meermaals geoordeeld dat deze voorwaarde is vervuld wanneer zijn eigen arresten een ongelijkheid (ongrondwettelijkheid) blootleggen. Het komt er dus op aan dergelijk verzoekschrift te funderen op de voornoemde rechtspraak, maar inzonderheid op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 29.03.2018.

Het verzoekschrift kan voor meerdere aanslagjaren tegelijk worden ingediend en tot 5 jaar na 1 januari van het jaar waarin de aanslag is gevestigd. Voor alle aanslagjaren gevestigd in 2016 kan dit dus nog tot eind dit jaar, en voor de later gevestigde aanslagjaren dus zelf nog later.

Vrijstelling geldt ook voor gehuurde panden

De bezwaarschriften en verzoeken kunnen worden ingediend door de zorginstellingen die kwalificeren als de belastingplichtige van de onroerend voorheffing. Dit zijn deze instellingen die op 1 januari van het aanslagjaar de eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker zijn van de betrokken panden.

Het feit huurder te zijn van het betrokken pand hoeft evenwel geen hindernis te zijn om onroerende voorheffing terug te vorderen. Het komt er dan wel op aan het bezwaarschrift of het verzoek tot ambtshalve ontheffing te laten indienen door de eigenaar, vruchtgebruiker, etc., al dan niet samen met de huurder. Om de vrijstelling te bekomen volstaat het immers dat de voorwaarden (gebrek aan winstoogmerk, bestemming van het onroerend goed tot zorgactiviteit) zijn voldaan in hoofde van diegene die het betrokken pand gebruikt (bv een maatwerkbedrijf die een pand huurt en het bestemt tot haar zorgactiviteit).

Ingevolge het recente cassatiearrest van 19 maart 2020 zullen wellicht meer zorginstellingen er zich rekenschap van geven dat zij recht hebben op een vrijstelling onroerende voorheffing. Dat is goed nieuws voor de toekomst. Er kunnen immers tegen de aanslagen onroerende voorheffing bezwaarschriften worden ingediend. Maar wat met de aanslagen onroerende voorheffing die werden betaald in het verleden die betrekking hebben op panden die de vrijstelling kunnen genieten? Het indienen van een verzoekschrift tot ambtshalve ontheffing blijkt daar de oplossing te zijn. Dit kan voor meerdere aanslagjaren tegelijk en tot 5 jaren na 1 januari van het jaar waarin de aanslag is gevestigd. Gezien er sprake is van een aantal technische aspecten, laat men zich best begeleiden. Ons kantoor is gezien zijn uitgesproken expertise op dit vlak uiteraard graag bereid de nodige bijstand te leveren.

Imposto Tax Talks

Een praktijkgerichte nieuwsbrief die de juridische en fiscale actualiteit op de voet volgt, tweemaandelijks in jouw inbox.