Het zogenaamde non bis in idem-beginsel wordt vaak uitgelegd als dat men voor dezelfde feiten niet tweemaal kan worden bestraft. Preciezer geformuleerd betreft het een algemeen rechtsbeginsel op grond waarvan een tweede strafrechtelijke berechting van dezelfde persoon voor dezelfde feiten is uitgesloten als er al een eerste definitieve berechting is met een strafrechtelijk karakter. Het beginsel is opgenomen in diverse internationale verdragen zoals ondermeer in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Er zijn omtrent het non bis in idem-beginsel de laatste jaren enkele belangrijke arresten gewezen door de hoogste gerechtshoven te weten het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 15 november 2016 inzake A. en B. t./ Noorwegen), het Hof van Cassatie (Cass. 21 september 2017) en het Hof van Justitie (H.v.J. 20 maart 2018 inzake Luca Menci). Kort gesteld komt deze rechtspraak er op neer dat één fiscale inbreuk in bepaalde omstandigheden wel degelijk aanleiding kan geven tot meerdere sancties mits er sprake is van evenredigheid tussen enerzijds de inbreuk en anderzijds het totaalpakket van de sancties.
Er is met name geen verboden dubbele bestraffing als de sancties voortvloeien uit parallel gevoerde procedures die de onderdelen vormen van één geïntegreerd en coherent sanctiesysteem.
De procedures moeten “substantieel” voldoende nauw met elkaar verbonden zijn. Dit betekent dat de procedures complementaire doeleinden moeten dienen hetgeen betekent dat zij betrekking hebben op verschillende aspecten van het sociaal wangedrag. Verder moeten de procedures voor de betrokkene voorzienbaar zijn. Voorts moet de dubbele bewijsgaring en dubbele beoordeling van hetzelfde bewijsmateriaal worden vermeden. Tenslotte moet de sanctie die wordt opgelegd in de ene procedure die als eerste wordt beëindigd in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de sanctie in de andere procedure.
De procedures moeten tevens “temporeel” voldoende nauw met elkaar verbonden zijn. Het verband tussen de verschillende procedures moet in tijd voldoende eng zijn om de betrokkenen te beschermen tegen onzekerheid, uitstel en het gevaar dat procedures zouden worden gerekt.
De volgende situaties zijn aldus denkbaar: een fiscale fraude kan in de geschetste omstandigheden aanleiding geven tot zowel een fiscale boete met strafrechtelijk karakter als tot een strafsanctie. Gebruik van valse facturen kan onder de voormelde voorwaarden een btw-boete opleveren evenals een belastingverhoging op het vlak van de inkomstenbelastingen, etc.
Het zal aan de betrokken partijen (rechters, fiscale ambtenaren, raadslieden, daders) toekomen telkens zeer concreet na te gaan of alle voorwaarden zijn voldaan, en vooral of er desgevallend bij het opleggen van meerdere sancties wel is voldaan aan de voorwaarde van de evenredigheid. Het non bis in idem-beginsel lijkt op die manier meer en meer een zaak van straftoemeting te worden: bestaat er evenredigheid tussen inbreuk en (het pakket aan) straf(fen)?
Concrete voorbeelden vindt men in recente rechtspraak van het Hof van Beroep van Antwerpen:
Antwerpen 9 januari 2018 – gebruik van fictieve facturen: btw-boete ad. € 141.000,00 (200 %) blijft behouden maar de belastingverhoging van € 136.000,00 (200 %) wordt kwijtgescholden;
De hoogste gerechtshoven hebben de laatste jaren het non bis in idem-beginsel in belangrijke mate genuanceerd. Er is met name geen verboden dubbele bestraffing als de sancties voortvloeien uit parallel gevoerde procedures die de onderdelen vormen van één geïntegreerd en coherent sanctiesysteem. Eén fiscale inbreuk kan dus wel degelijke meerdere sancties opleveren. Het sleutelwoord is de “evenredigheid” die er in dergelijk geval moet zijn tussen enerzijds de inbreuk en anderzijds het pakket aan sancties. Het non bis in idem-beginsel lijkt ons op die manier meer en meer een zaak van straftoemeting te worden.