Meerwaarden op aandelen zijn tot op de dag van vandaag enkel belastbaar als divers inkomen ingeval ze worden gerealiseerd buiten het normale beheer van het privévermogen. In voorkomend geval zijn deze meerwaarden afzonderlijk belastbaar aan een tarief van 33%, vermeerderd met de gemeentebelasting. Recent kwam voor het Grondwettelijk Hof de vraag aan bod of deze meerwaarden voor hun brutobedrag dan wel voor hun nettobedrag na aftrek van kosten belastbaar zijn.
Net zoals de andere winsten en baten verkregen uit een abnormaal beheer van privaat vermogen werden de meerwaarden op aandelen gerealiseerd uit dergelijk beheer tot de wet van 11 december 2008 belast als diverse inkomsten op grond van artikel 90, eerste lid, 1° WIB92.
Deze diverse inkomsten van artikel 90, eerste lid, 1° WIB92 zijn evenwel slechts belastbaar voor hun nettobedrag na aftrek van kosten (art. 97 §1 WIB92) en verliezen uit aandelentransacties van de vijf vorige jaren (art. 103, §3 WIB92).
Bij wet van 11 december 2008 waarbij de Europese Fusierichtlijn werd geïmplementeerd, werden meerwaarden op aandelen gerealiseerd buiten het kader van een normaal beheer van privévermogen, voortaan expliciet belastbaar gesteld onder artikel 90, lid 1, 9°, eerste streepje WIB92. Deze meerwaarden vielen niet langer onder het toepassingsgebied van artikel 90, eerste lid, 1° WIB92.
In de voorbereidende werken op deze wetgeving liet de minister van financiën weten dat het niet de bedoeling was nieuwe belastbare materie te creëren. Probleem was evenwel dat artikel 97, §1WIB92 inzake de kostenaftrek en artikel 103, §3 WIB 92 inzake de verliesaftrek niet verwezen naar het nieuwe artikel 90, lid 1, 9°, eerste streepje WIB92. Dit maakte dat de kostenaftrek en de verliesaftrek zoals deze voorheen gold voor alle winsten en baten uit een abnormaal beheer van privévermogen, niet langer gold voor meerwaarden op aandelen gerealiseerd binnen dergelijk abnormaal beheer.
Naar aanleiding van een casus die voorlag heeft het hof van beroep van Antwerpen aan het Grondwettelijk Hof de vraag gesteld of dit verschil in behandeling tussen belastingplichtigen die meerwaarden realiseren uit een abnormaal beheer van een privévermogen enerzijds en belastingplichtigen die winsten of baten verkrijgen uit een abnormaal beheer van een privévermogen anderzijds het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel schendt.
Dit beginsel sluit weliswaar een verschil in behandeling tussen categorieën niet uit, voor zover evenwel dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van de redelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdende met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
Voor het Grondwettelijk Hof argumenteerde de Belgische Staat dat dit verschil in behandeling verantwoord was omdat de meerwaarden op aandelen voortvloeien uit een passieve activiteit waarvoor geen specifieke prestaties, infrastructuur, investering of andere kosten nodig zijn, terwijl de winsten en baten verkregen uit een abnormaal beheer voortvloeien uit een activiteit waarvoor men noodzakelijk kosten moeten maken of investeringen moet doen.
Het Hof volgt de Belgische Staat niet in deze argumentatie en stelt dat niet a priori kan worden uitgesloten dat er kosten moeten worden gemaakt om meerwaarden op aandelen te verwezenlijken. Volgens het Hof kan dit niet verantwoorden dat die kosten niet kunnen afgetrokken worden van het belastbaar inkomen. Het Hof oordeelt dat artikel 90, eerste lid, 9°, eerste streepje WIB92 in samenhang met de artikel 97 WIB92 en102, eerste lid WIB 92 het gelijkheidsbeginsel schendt in zoverre ze niet voorzien in de kostenaftrek.
In zijn arrest van 21 september 2023 formuleert het Hof een oplossing voor de fiscale rechters om een einde te maken aan de vastgestelde ongrondwettelijkheid door de kostenaftrek van artikel 97, § 1 WIB 92 toe te passen op de meerwaarden op aandelen uit een abnormaal beheer van privévermogen.
Dit maakt dat belastbare privé meerwaarden op aandelen voortaan belastbaar zijn voor hun nettobedrag en de kostenaftrek niet langer kan geweigerd worden. In een recent vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Luxemburg werd gevonnist dat de kwijtschelding van een schuldvordering in het kader van een aandelentransactie een aftrekbare kost uitmaakte.
Over de verliesaftrek van artikel 103 WIB92 achtte het Hof het niet nuttig zich uit te spreken om reden dat er in de voorliggende casus geen sprake was van verliezen. Het ligt evenwel voor de hand dat ook de verliesaftrek mutatis mutandis kan toegepast worden in de mate dat er verliezen voorhanden zijn uit aandelentransactie die kaderen in een abnormaal beheer van privévermogen uit de vijf voorgaande jaren.
Arresten van het Grondwettelijk Hof maken een nieuw feit uit die aanleiding kunnen geven tot aan ambtshalve ontheffing van overbelasting. Belastingplichtigen die in het verleden werden belast op het brutobedrag van de meerwaarden kunnen bijgevolg een ontheffing bekomen van de overbelasting ingevolge het niet aftrekken van de kosten of het niet verrekenen van de verliezen. Het verzoek tot ambtshalve ontheffing moet evenwel aangekaart worden binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting werd gevestigd. We zijn u graag van dienst.