Nieuw vennootschapsrecht voor herstructureringen: wat met de geruisloze (partiële) splitsing?
Geschatte leestijd
7 minuten
   

Op 1 mei 2019 is het zover: het nieuw Wetboek voor Vennootschappen en Verenigingen treedt in werking! Ook voor herstructureringen van vennootschappen verandert een en ander. De vennootschapswetgeving inzake herstructureringen was lange tijd een weinig transparant amalgaam van regels, in het bijzonder voor wat betreft de te volgen procedure. De Wet van 8 januari 2012 tot implementatie van de Europese Richtlijn van 16 september 2009 (B.S. 18 januari 2012) stelde reeds belangrijk orde op zaken. Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen herneemt dan ook de bestaande wetgeving, evenwel met enkele verduidelijkingen om tegemoet te komen aan vragen uit de praktijk en met wijzigingen tot vereenvoudiging en modernisering. De praktijk zal uitwijzen of deze wetgeving de praktijk en de tand des tijds doorstaat!

Afschaffing kapitaal: berekening opleg in geld vergt bijsturing

Fusies en (partiële) splitsingen maken het mogelijk om vermogen van een vennootschap over te dragen op een of meerdere andere vennootschappen onder algemene titel en op aan derden tegenstelbare wijze zonder vereffening van de overgenomen of (partieel) gesplitste vennootschap. De vermogensoverdracht vindt rechtstreeks tussen de betrokken vennootschappen plaats, en niet via een uitkering aan de achterliggende aandeelhouders of vennoten zoals bij een liquidatie.

Wel moeten de aandeelhouders of vennoten van de overgenomen of (partieel) gesplitste vennootschap worden vergoed voor deze vermogensoverdracht. In principe worden zij vergoed door de toekenning van nieuwe aandelen in de overnemende of verkrijgende vennootschap. Op die manier wordt een continuïteit van hun aandeelhouderschap gerealiseerd.

Deze vergoeding kan ook bestaan uit een opleg in geld. In het huidig Wetboek van Vennootschappen wordt deze opleg in geld (op straffe van relatieve nietigheid) beperkt tot 10% van de nominale waarde of fractiewaarde van de nieuw uitgereikte aandelen. Bedraagt de opleg in geld meer dan 10% dan kwalificeert de verrichting niet als een fusie of (partiële) splitsing zoals gedefinieerd in het Wetboek van Vennootschappen en wordt de verrichting voor fiscale doeleinden als een belastbare liquidatie aangemerkt.

Een van de blikvangers in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen is de afschaffing van het kapitaal in de BV en CV. In deze vennootschappen is er niet langer een kapitaal en hebben de aandelen niet langer een fractiewaarde. Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verengingen verduidelijkt voor deze kapitaalloze vennootschappen hoe de maximale opleg in geld moet worden berekend.

Voor deze vennootschappen wordt met fractiewaarde gelijkgesteld:

  • de inbrengwaarde zoals blijkt uit de jaarrekening van alle door de aandeelhouders of vennoten toegezegde inbrengen in geld of in natura (exclusief inbreng in nijverheid);
  • verhoogd met de reserves die op grond van een statutaire bepaling slechts via een statutenwijziging kunnen worden uitgekeerd;
  • en tot slot gedeeld door het aantal uitgereikte aandelen.


Partiële splitsing: verduidelijking begrip

Een in de praktijk vaak aangewende techniek is die van de partiële splitsing. Via een partiële splitsing wordt slechts een gedeelte van het vermogen van een vennootschap aan een andere vennootschap overgedragen. De partieel gesplitste vennootschap blijft (met het resterende niet-afgesplitst vermogen) voortbestaan. In ruil krijgen de aandeelhouders of vennoten van de partieel gesplitste vennootschap nieuwe aandelen in de verkrijgende vennootschap toegekend, waardoor zij voortaan aandelen in beide vennootschappen aanhouden.

Deze verrichting geschiedt (net zoals fusies en splitsingen) in principe met boekhoudkundige en fiscale continuïteit, en bijgevolg belastingvrij. De eventuele latente meerwaarden op het afgesplitste vermogen worden immers (in tegenstelling tot bij een koop-verkoop of dividenduitkering in natura) niet verwezenlijkt of vastgesteld, maar overgedragen aan de verkrijgende vennootschap; hetzelfde geldt voor afgesplitste vrijgestelde reserves.

Verschil met de splitsing is dat de partieel gesplitste vennootschap niet wordt ontbonden, maar blijft voortbestaan. Overeenkomstig de Europese Vennootschapsrichtlijnen achtte de wetgever het voldoende de partiële splitsing in het huidige Wetboek van Vennootschappen te definiëren door verwijzing naar de definities van splitsingen, met die verbijzondering dat de partieel gesplitste vennootschap niet ophoudt te bestaan (art. 677 W.Venn.). Volgens sommige strekkingen in de praktijk een al te ‘cryptische definitie’ die aanleiding geeft tot interpretatie- en toepassingsproblemen.

Om tegemoet te komen aan deze verzuchtingen uit de praktijk wordt in het nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen voorzien in een meer precieze definitie van de partiële splitsing. De partiële splitsing wordt gedefinieerd als de rechtshandeling waarbij een deel van het vermogen van een vennootschap zonder ontbinding op één of meer bestaande vennootschappen of door haar opgerichte vennootschappen overgaat, tegen uitreiking aan de vennoten of aandeelhouders van de partieel gesplitste vennootschap van nieuwe aandelen in de verkrijgende vennootschap(pen) met een maximum opleg in geld van 10% (art. 12:8, 1° WVV). Dit stemt overeen met de in de praktijk ontwikkelde definitie, maar laat volgens de wetgever de mogelijkheid open nieuwe verrichtingen te ontwikkelen.

De gelijkstelling van de partiële splitsing met de gewone splitsing als uitgangspunt wordt gecontinueerd in het nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. De algemene bepalingen (hoofdstuk 1) en de procedureregels voor een gewone splitsing (hoofdstuk 3) moeten op de partiële splitsing worden toegepast voor zover deze regels met de kenmerken van de partiële splitsing verenigbaar zijn.

Debat gesloten: 100% moeder-dochter partiële splitsing is mogelijk!

De wetgever heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt te verduidelijken dat een partiële splitsing ook kan plaatsvinden ten gunste van een vennootschap die alle aandelen in de partieel gesplitste vennootschap aanhoudt, zijnde een partiële splitsing van een dochter naar haar 100%-moeder ook wel ‘geruisloze partiële splitsing’ genoemd.

In dat geval vindt geen aandelenruil plaats; de algemene regel is immers dat geen nieuwe aandelen worden toegekend ten belope van de participatie van de overnemende of verkrijgende vennootschap in de overgenomen of (partieel) gesplitste vennootschap. De definities van splitsingen voorzien echter telkens in een aandelenruil; voor splitsingen is niet voorzien in een afwijkende definitie en procedure zoals wel het geval voor de geruisloze fusie van een dochter in haar 100%-moeder. Aanleiding voor bepaalde rechtsleer om de vraag te stellen of een geruisloze partiële splitsing bij gebreke aan aandelenruil wel gelijk te stellen is met een splitsing zoals omschreven in het vennootschapsrecht.

Dit debat kan worden gesloten: een geruisloze partiële splitsing is mogelijk! Het nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen definieert de geruisloze partiële splitsing en stelt de verrichting gelijk met de splitsing. De regels van de splitsing over de uitgifte en toewijzing van aandelen van de verkrijgende vennootschap zijn in dat geval uiteraard niet van toepassing.

Verduidelijking definities: niet (nodig) voor geruisloze splitsing?

Voor de fusie of partiële splitsing van een dochter naar haar 100% moeder is in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen in een afzonderlijke definitie voorzien. Voor de splitsing van een dochter naar haar 100%-moeder heeft de wetgever dit echter nagelaten. Een vergetelheid? Er valt immers niet in te zien waarom deze verrichting vennootschapsrechtelijk niet mogelijk zou zijn. Of is de wetgever ervan uitgegaan dat een afzonderlijke definitie niet nodig is? De aandelenruil wordt volgens bepaalde strekkingen in de rechtsleer immers aangemerkt als een rechtsgevolg van de splitsing, en niet als een constitutief bestanddeel. Het gebrek aan aandelenruil doet vanuit die optiek geen afbreuk aan de kwalificatie als splitsing.

En ook nog…

Voor zoveel als nodig verduidelijkt de wetgever dat de wachttermijn van 6 weken alvorens tot de fusie of (partiële) splitsing kan worden besloten wel degelijk aanvangt op datum van neerlegging van het fusie- of splitsingsvoorstel ter griffie (zoals voordien reeds bevestigd door de Minister van Justitie).

Tot de fusie of (partiële) splitsing dient in principe door de algemene vergadering van aandeelhouders te worden besloten. Deze goedkeuring door de algemene vergadering is in welbepaalde gevallen, onder meer bij de geruisloze fusie, niet nodig. In het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen wordt nu verduidelijkt dat in dat geval het bestuursorgaan van de betrokken vennootschappen de verrichting dient goed te keuren.

Voorts geldt voortaan dat de datum van boekhoudkundige retroactiviteit niet verder kan teruggaan dan de eerste dag van het lopende boekjaar. Een boekhoudkundige retroactiviteit over de afsluiting van het lopend boekjaar kan niet langer.

Waar dit reeds was voorzien voor grensoverschrijdende fusies en gelijkgestelde verrichtingen voorziet het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen nu ook in een wettelijk kader voor grensoverschrijdende splitsingen.

Imposto Tax Talks

Een praktijkgerichte nieuwsbrief die de juridische en fiscale actualiteit op de voet volgt, tweemaandelijks in jouw inbox.