Artikel ook verschenen op Jubel
De rulingcommissie bevestigt in een recente voorafgaande beslissing dat de verkoop van een DBI-aandelenpakket aan verschillende verkopers, verspreid over verschillende dagen in welbepaalde omstandigheden voor de toepassing van de meerwaardevrijstelling in de vennootschapsbelasting in aanmerking komt (voorafgaande beslissing nr. 2022.0011 van 8 februari 2022). Deze beslissing is van bijzonder belang voor vennootschappen die referentieparticipaties van meer dan € 2,5 miljoen euro of 10% aanhouden en deze via één verkooporder op de beurs willen verkopen.
Meerwaarden op aandelen zijn vrijgesteld in de vennootschapsbelasting indien aan de voorwaarden voor de toepassing van het DBI-regime is voldaan. Een van deze voorwaarden is de minimumparticipatievoorwaarde: de aandelen moeten een deelneming vertegenwoordigen van ten minste 10% of een aanschaffingswaarde hebben van ten minste € 2.500.000 euro. Daarnaast moet aan de taxatievoorwaarde en de permanentievoorwaarde zijn voldaan.
Of is voldaan aan de minimumparticipatievoorwaarde wordt beoordeeld op het moment van de verkoop van de aandelen. Zo is het mogelijk dat, indien aandelen van eenzelfde aandelenpakket op verschillende tijdstippen worden verkocht, na verschillende verkopen niet langer voldaan is aan de minimumparticipatievoorwaarde. Zodra de participatie zakt onder voormelde grens van 10% of € 2.500.000 kan de belastingvrijstelling in principe niet langer worden genoten.
Vaak is het niet evident een aandelenpakket van meer dan 10% of € 2.500.000 euro in een beursgenoteerd bedrijf in één transactie te verkopen. Voor dergelijke transacties wordt dan ook beroep gedaan op een financiële instelling die het aandelenpakket op de beurs aanbiedt aan verschillende kopers, desgevallend verspreid over verschillende beursdagen. Aan de rulingcommissie werd de vraag gesteld hoe de minimumparticipatievoorwaarde in dat geval moet worden beoordeeld.
De rulingcommissie oordeelde dat de verkoop van een aandelenpakket aan verschillende kopers, verspreid over verschillende dagen in voorliggend geval als één verkoop kon worden aanzien. Aan de minimumparticipatievoorwaarde moet volgens de commissie bijgevolg enkel zijn voldaan bij het verstrekken van het verkooporder.
De rulingcommissie komt tot dit besluit op basis van volgende vaststellingen.
De commissie merkt op dat de situatie fundamenteel verschillend is indien een aandelenpakket op verschillende tijdstippen wordt verkocht als gevolg van verschillende orders of verschillende beslissingen tot verkoop, waarbij niet van bij het begin de intentie bestond om het volledige aandelenpakket te verkopen.