Artikel ook verschenen op Jubel
De wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting (B.S. 29 december 2017) heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om aan een hiaat in ons Wetboek van Inkomstenbelastingen tegemoet te komen, meer bepaald aangaande het lot van DBI-overschotten bij belastingneutrale fusies en (partiële) splitsingen. De verwerking van DBI-overschotten bij fusies en (partiële) splitsingen is voortaan geënt op de bestaande regeling inzake vorige verliezen en bijgevolg richting-neutraal. Deze richting-neutrale verwerking vormt een belangrijke breuklijn met de bestaande (ruling)praktijk. Nieuw is bovendien de bijzondere aanrekeningsregel voor de globale beperking van verliezen en DBI-overschotten ingevolge een fusie of (partiële) splitsing.
DBI-overschot: kort gesitueerd
België voorziet via de DBI-aftrek in de vrijstelling voor dividenden die een moedervennootschap vanwege haar dochtervennootschap ontvangt. Een moedervennootschap kan de vanwege haar dochter ontvangen dividenden in aftrek brengen van haar belastbare basis, en dat vanaf 1 januari 2018 voor 100%.
Heeft een vennootschap voor dat betrokken belastbaar tijdperk echter onvoldoende belastbare basis om deze DBI-aftrek te benutten, dan is het niet-benutte gedeelte van de DBI-aftrek (hierna: ‘DBI-overschot’) onbeperkt overdraagbaar naar een volgend belastbaar tijdperk. De Belgische wetgever was genoodzaakt te voorzien in de onbeperkte overdraagbaarheid van DBI-overschotten ingevolge de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in het arrest Cobelfret van 12 februari 2009. Niet voorzien in de overdraagbaarheid van onbenutte DBI’s oordeelde het Hof immers strijdig met de Europese Moeder-Dochterrichtlijn.
hiaat wetgeving: ruimte voor fiscale optimalisatie
Bij de invoering van de overdraagbaarheid van DBI-overschotten met ingang van 1 januari 2010 vergat de wetgever echter te voorzien in een wettelijke regeling voor de verwerking van DBI-overschotten bij belastingneutrale fusies en (partiële) splitsingen.
De Rulingcommissie kwam aan deze leemte tegemoet en ontwikkelde volgend standpunt met toepassing van de rechtstreekse werking van de Europese Moeder-dochterrichtlijn.
Dit standpunt hield echter de deur open voor fiscale optimalisatie. Voor de overnemende of verkrijgende vennootschap was immers een integraal behoud van haar DBI-overschotten mogelijk, terwijl voor de overgenomen of (partieel) gesplitste vennootschap slechts een beperkte overdracht van haar DBI-overschotten werd aanvaard. De richting van de fusie of (partiële) splitsing kon dus tot voor kort van bijzonder belang zijn!
wetgevend ingrijpen: richting-neutrale verwerking DBI-overschotten bij fusies en (partiële) splitsing
Aan deze mogelijkheid tot fiscale optimalisatie werd door de wetgever een einde gemaakt. De regels inzake het behoud en de overdracht van verliezen bij belastingneutrale fusies en (partiële) splitsingen gelden voortaan tevens voor DBI-overschotten.
globale beperking vorige verliezen en DBI-overschotten: prioritaire aanrekening op vorige verliezen
Nieuw is dat de beperking van de verliezen en DBI-overschotten overeenkomstig voormelde regels voortaan wordt samen geteld en in eerste instantie wordt aangerekend op de vorige verliezen en vervolgens pas op de DBI-overschotten (artikel 206, §2, lid 7 WIB’92). Slechts wanneer de globale beperking van zowel de verliezen als DBI-overschotten meer bedraagt dan de vorige verliezen, wordt het DBI-overschot beperkt.
inwerkingtreding
De regels inzake de verwerking van DBI-overschotten treden in werking vanaf aanslagjaar 2019 voor boekjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2018.