De fiscus kan zich beroepen op een uitzonderlijke aanslagtermijn indien bewijskrachtige gegevens zouden uitwijzen dat belastbare inkomsten niet zouden zijn aangegeven. Meer bepaald heeft zij één jaar tijd om te taxeren te rekenen vanaf haar kennisname van die gegevens. Het Hof van Cassatie heeft in een recent arrest het begrip ‘bewijskrachtig gegeven’ gedefinieerd, en het tijdstip van de effectieve kennisname van deze gegevens als vertrekpunt voor de uitzonderlijke termijn op scherp gezet.
De wet voorziet dat de fiscus kan taxeren buiten de reguliere aanslagtermijn van drie jaar, onder meer in het geval bewijskrachtige gegevens uitwijzen dat belastbare inkomsten niet werden aangegeven in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar waarin de administratie kennis krijgt van die gegevens (art. 358 § 1, 4° WIB92).
In dat geval moet de aanslag worden gevestigd binnen de twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de administratie kennis krijgt van die bewijskrachtige gegevens (art. 358, § 2, 3° WIB92).
In een recent arrest van 20 juni 2024 heeft het Hof van Cassatie het begrip bewijskrachtig gegeven gedefinieerd:
“Een bewijskrachtig gegeven in de zin van deze wetsbepaling is een bekend, vaststaand en onbetwist feit dat, zonder dat verder onderzoek nodig is, op zich of in combinatie met elementen waarover de administratie al beschikt, uitwijst dat belastbare inkomsten niet werden aangegeven.
Een feit dat door de belastingplichtige wordt aangebracht, kan een dergelijk gegeven vormen.”
Het Hof bevestigt hiermee de definiëring zoals weerhouden in arresten van de hoven van beroep, waaronder dat van Gent in haar arrest a quo van 13 oktober 2020 dat het voorwerp was van deze cassatievoorziening.
De rechter bij wie een geschil aanhangig is, moet vaststellen op welke datum de administratie effectief kennis heeft gekregen van die bewijskrachtige gegevens, en dus nagaan of de aanslag is gevestigd binnen de in artikel 358 WIB92 op straffe van verval vastgestelde termijn.
Wanneer blijkt dat de administratie eerder kennis had van deze gegevens, begint de termijn van één jaar vanaf dit eerdere tijdstip te lopen, aldus het Hof onder meer in haar arrest van 20 juni.
In de casus onderliggend aan het cassatie-arrest van 20 juni lieten de relevante feiten zich als volgt samenvatten:
Het Hof van Cassatie heeft thans in haar arrest van 20 juni 2024 in niet mis te verstane bewoordingen geoordeeld dat een andersluidend cassatiemiddel feitelijke grondslag mist.
Cassatie oordeelde tevens dat uit de samenhang van de wetsbepalingen inzake de minnelijke schikking (cf. art. 216bis W. Sv.) volgt dat de feiten die de belastingplichtige zelf bijbrengt omtrent het bestaan en de inhoud van een minnelijke schikking en omtrent de boekhoudkundige en fiscale verwerking van de minnelijke schikking, als bewijskrachtige gegevens in de zin van artikel 358 WIB92 in aanmerking kunnen komen.
Voor het in aanmerking nemen van die feiten als bewijskrachtige gegevens is niet vereist dat de administratie inzage neemt van het akkoord tussen de procureur des Konings en de belastingplichtige en van de stukken uit het gerechtsdossier waaruit blijkt dat de belastingplichtige de verschuldigde belastingen met inbegrip van de interest heeft voldaan. Het middel dat uitgaat van een andere rechtsopvatting faalt naar recht, aldus het Hof.
De uitzonderlijke aanslagtermijn op grond van zogenaamde bewijskrachtige gegevens kan niet zomaar worden toegepast door de administratie, zij heeft een jaar de tijd na kennisname van deze gegevens. Het Hof van Cassatie heeft in een recent arrest, in een dossier door ons kantoor behandeld, de puntjes op de i gezet. Na grondige ontleding van wat bewijskrachtige gegevens zijn en op welk precies tijdstip de administratie daarvan kennis heeft genomen, bleek deze kennisname er te zijn geweest naar aanleiding van inlichtingen gegeven door de belastingplichtige zelf, niet naar aanleiding van een latere inzage van het strafdossier. De aanslagen bleken te zijn gevestigd ná verloop van een jaar na die kennisname en dienden derhalve te worden ontheven wegens verjaring, aldus het hof van beroep van Gent, hierin aldus gevolgd door het Hof van Cassatie. Een duidelijk en krachtig arrest.