VASTGOED, GESCHILLEN // 11.02.2021

Voordeel alle aard woning en ambtshalve ontheffing

Auteurs: Steven Vancolen †26.06.2022, Jan Sandra

Artikel ook verschenen op Jubel


wanneer een ongrondwettigheidsbevinding op zich geen nieuw feit uitmaakt, doch nieuwe feiten genereert …
de administratieve circulaire als nieuw feit …




Het voordeel van alle aard
voor de kosteloze terbeschikkingstelling van een woning wordt berekend op basis van de forfaitaire waarderingsregels uit het KB/WIB 92. Tot 31 december 2018 was de berekeningswijze van het voordeel alle aard verschillend al naargelang de woning werd ter beschikking gesteld door een rechtspersoon dan wel door een natuurlijk persoon. In het laatste geval was het eindresultaat een lager voordeel van alle aard.


Deze berekeningswijze is ongrondwettig bevonden door de hoven van beroep van Gent en Antwerpen
in arresten van 2016, 2017 en 2018. Die rechtspraak ziet immers terecht geen redelijke verantwoording voor een verschillende behandeling al naargelang het voordeel toegekend wordt door een natuurlijke persoon of door een rechtspersoon.


Zowel de minister van Financiën als de fiscale administratie hebben zich in 2018 bij die rechtspraak neergelegd. De fiscale administratie ging in een circulaire
akkoord dat in het kader van de behandeling van bezwaarschriften
en van gerechtelijke procedures die daaruit zijn voortgevloeid de forfaitaire waardering van het voordeel telkens diende te gebeuren zoals bij de natuurlijk personen (circulaire 2018/C/57, 15 mei 2018). De wetgeving is inmiddels bijgestuurd voor de vanaf 1 januari 2019 betaalde of toegekende voordelen. Sindsdien is de berekening van het voordeel steeds dezelfde, ongeacht dus of de terbeschikkingstelling van de woning door een natuurlijke persoon dan wel door een rechtspersoon gebeurt.


Verzoeken tot ambtshalve ontheffing kunnen volgens de wet enkel ingewilligd worden in welbepaalde gevallen, onder meer als overbelasting blijkt uit een nieuw feit waarvan het laattijdig inroepen verantwoord is door gewettigde redenen (art. 376 § 1 WIB 92). In de vernoemde circulaire stelt de fiscus evenwel dat verzoekschriften tot ambtshalve ontheffing afgewezen moeten worden. Talrijke belastingplichtigen die op basis van de voornoemde ongrondwettelijke regelgeving te veel belastingen betaalden doch te laat waren voor een bezwaarschrift wensten alsnog via een ambtshalve ontheffing detaxatie te bekomen voor de overbelasting uit het verleden.


Het Grondwettelijk Hof
oordeelde in het verleden reeds dat een overbelasting die blijkt uit arresten van zijn Hof, wanneer een wet ongrondwettig wordt verklaard naar aanleiding van een prejudiciële vraag, aanleiding moet kunnen geven tot een ambtshalve ontheffing.


Recent oordeelde het Grondwettelijk Hof evenwel dat arresten en vonnissen van de hoven en rechtbanken die een koninklijk besluit ongrondwettig verklaren niet kwalificeren als een nieuw feit in de zin van artikel 376 WIB 92. Dergelijke arresten gelden immers enkel inter partes”, dit is tussen de betrokken procespartijen (Grondwettelijk Hof 26 november 2020).


Het Grondwettelijk Hof heeft met dit laatste arrest het overgrote deel van de rechtsleer verrast.


In dit verband moet worden opgemerkt dat het Grondwettelijk Hof er op wijst dat het verschil in behandeling een gevolg is van een door “Grondwetgever” gemaakte keuze.
Met het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 november 2020 neemt het verhaal weliswaar een onverwachte wending, het is nog niet definitief geschreven. De vraag rijst immers of er geen andere feiten zijn die kwalificeren als nieuw feit in de zin van artikel 376 WIB 92 die de ontheffing van de overbelasting rechtvaardigen.


In de memo in bijlage zetten wij omstandig uiteen waarom ons inziens de voornoemde circulaire zelf kwalificeert als een nieuw feit die een detaxatie verantwoordt op grond van artikel 376 WIB 92. De fiscale administratie sluit zich immers bij wijze van een geschreven beslissing en ten aanzien van iedereen aan bij een ongrondwettigheidsbevinding, waarbij haar standpunt zowel geldt voor situaties in de toekomst als voor situaties uit het verleden.


Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 november 2020 heeft de verdienste een en ander definitief te hebben uitgeklaard. Een ongrondwettigheidsbevinding door gewone hoven of rechtbanken maakt geen nieuw feit uit in de zin van de regelgeving van de ambtshalve ontheffing, althans wanneer de ongrondwettigheidsbevinding zich situeert buiten het betrokken geschil. Het blijft ons inziens verdedigbaar dat de circulaire waarin de fiscale administratie bij wijze van beslissing de ongrondwettelijkheid – retroactief en erga omnes - heeft erkend, kwalificeert als een nieuw feit waaruit een overbelasting blijkt die in het kader van een verzoek tot ambtshalve ontheffing moet worden gedetaxeerd.