GESCHILLEN // 21.02.2020

Sea, sun en de belasting op tweede verblijven van de kustgemeente die faalt voor de toets aan het gelijkheidsbeginsel - the story continues!

Auteurs: Steven Vancolen †26.06.2022

De kustgemeenten Koksijde, De Panne en Knokke-Heist zijn in zekere zin ‘lokale belastingparadijzen’: de vaste inwoners van deze gemeenten zijn immers als enigen niet onderworpen aan een aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting (hierna verkort: AGPB).


Aan de kust is het bovendien aardig vertoeven hetgeen maakt dat er veel zogenaamde “tweede verblijven” zijn. Tweede verblijvers worden evenwel forfaitair belast in de gemeentebelasting op hun verblijf.


Gemeentebelasting Koksijde op tweede verblijven...


De gemeentebelasting op tweede verblijven werd door het gemeentebestuur van Koksijde bijvoorbeeld ingevoerd op grond van onder meer volgende motieven:


  • de jarenlange inspanningen om het openbaar domein te verfraaien zodat de aantrekkelijkheid van de badplaats wordt vergroot;
  • de investeringen in het openbaar domein en in groenaanplantingen die zich voornamelijk situeren in zones waar de meeste tweede verblijven gesitueerd zijn;
  • en het feit dat niet permanent bewoonde eigendommen aanleiding geven tot een grotere zorg voor de veiligheid en de openbare ruimte, hetgeen zijn weerslag heeft op de gemeentebegroting.


Het zal voor iedereen vrij snel duidelijk zijn dat er sprake is van een ongelijke behandeling: vaste bewoners (zeg maar: ‘de eigen inwoners’) worden met rust gelaten, terwijl tweede verblijvers gevraagd worden de gemeentekas te spijzen.


Vanuit juridische oogpunt rijst dan meteen de vraag of deze ongelijke behandeling verantwoord is. Het gelijkheidsbeginsel (art. 10 en 11 Grondwet) laat een verschillende fiscale behandeling weliswaar toe van bepaalde categorieën van personen, voor zover evenwel daarvoor een objectieve en redelijke verantwoording bestaat. De al dan niet aanwezigheid van die verantwoording moet worden getoetst in het licht van het doel en de gevolgen van de ingestelde belasting evenals aan de redelijkheid van de verhouding tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.


Arresten Gent 2013…


Reeds in 2013 zagen het hof van beroep van Gent en de rechtbank te Brugge (over het gemeentereglement m.b.t. de periode 2007-2011) daar een probleem voor wat de gemeente Koksijde betreft: deze rechtbanken concludeerden dat er een schending was van het gelijkheidsbeginsel en zij weigerden het belastingreglement toe te passen (op grond van art. 159 Grondwet). Volgens het hof van beroep van Gent is er op zich geen objectieve reden om de kosten ter dekking waarvan het belastingreglement een belasting wil heffen, uitsluitend ten laste van de eigenaars van tweede verblijven te innen en niet ten laste van de inwoners. Zowel de verfraaiing van de badplaats als de zorg voor de veiligheid en de open ruimte op het grondgebied van de gemeente komen immers in principe aan iedereen die zich op het grondgebied van de gemeente bevindt ten goede. In ieder geval is volgens het hof niet bewezen dat de tweede verblijvers meer dan anderen aanleiding zouden geven tot het maken van de voornoemde kosten, noch dat deze daar meer voordeel uit halen of gebruik van maken (Gent 12 maart 2013 en 16 april 2013, Rb. West-Vl. afd. Brugge 11 december 2013, met dezelfde motieven als hof van beroep Gent). De cassatievoorzieningen tegen de arresten van het hof van beroep van Gent aangaande de gemeente Koksijde werden in 2015 verworpen (Cass. 3 september 2015, twee arresten)


In een persbericht liet de gemeente Koksijde vervolgens weten een nieuw reglement te hebben aangenomen met een nieuwe verantwoording van de belasting en dat zij “de belasting op tweede verblijven onverminderd zal blijven vestigen en verdedigen” en “dat zij ter zake kordaat zal blijven optreden bij de behandeling van huidige en toekomstige bezwaren en juridische procedures” (zie dienaangaande Fisc. 1443, p. 5).


Arrest Gent 2016…


In een arrest van 2016 werd de gemeentebelasting op tweede verblijven nogmaals ongrondwettelijk geacht. Dezelfde motieven van de gemeente die aan bod kwamen in de arresten van 2013 worden opnieuw afgeschoten (Gent 16 februari 2016, de cassatievoorziening tegen het arrest verworpen door Cass. 17 mei 2018).


Arrest Gent 2018…


Tevens in 2018 werd de gemeentebelasting van de gemeente Koksijde op de tweede verblijven ongrondwettelijk bevonden in een stevig gemotiveerd arrest van het Gentse hof. Het arrest ligt in de lijn van de voornoemde arresten. Volgens het hof komen de uitgaven die de gemeente moet maken voor haar dienstverlening in beginsel niet enkel ten goede aan zij die in de gemeente een tweede verblijf hebben, maar eveneens haar vaste inwoners. Dit geldt evenzeer voor de kosten gemaakt voor verfraaiing van het openbaar domein als de kosten van zorg voor veiligheid en openbare ruimte. Verder wordt er uitgebreid gemotiveerd waarom niet kan worden aangenomen dat de eigenaars van tweede verblijven meer dan anderen aanleiding geven tot mindere ontvangsten en tot het maken van verhoogde kosten inzake onder meer verfraaiing en veiligheid. Evenzeer het (a posteriori) argument dat het om een “forfaitaire weeldebelasting” zou gaan wordt afgewezen bij gebreke aan enige motivering in dit verband naar aanleiding van de goedkeuring van de belasting. Ten overvloede stelt het hof dat het om een forfaitaire weeldebelasting zou gaan “[niet] verantwoordt waarom ze niet gevestigd wordt ten aanzien van de eigenaar van een woongelegenheid waar een derde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd.” (Gent 22 mei 2018).


Arrest Gent 2019…


In een arrest van 2019 oordeelde het hof van beroep van Gent opnieuw dat de belasting op de tweede verblijven van de gemeente Koksijde, die in hoofde van haar inwoners geen aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting heft, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Daarbij werden opnieuw alle argumenten van de gemeente verworpen: de hoge druk op de woningmarkt, de hoge kosten van de gemeentelijke voorzieningen, veiligheid en onderhoud van het openbaar domein, het veiligheidstoezicht op de tweede verblijven die vaak en lang leeg staan, de kosten van sociale woningbouw, de doelstelling om het residentieel wonen te bevorderen en het argument van de financiële toestand van de gemeente. De insteek van het hof is daarbij telkens dat men niet om de vaststelling heen kan dat Koksijde ervoor heeft gekozen om geen aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting te heffen en dat niet valt in te zien waarom alleen de eigenaars van twee verblijven gemeentebelasting moeten betalen (Gent 9 april 2019).


Nieuw belastingreglement Koksijde 2020-2025...


Eind vorig jaar, op 16 december 2019, heeft de gemeenteraad van de gemeente Koksijde een nieuw belastingreglement vastgesteld op de tweede verblijven voor de aanslagjaren 2020-2025. In het overwegend gedeelte ervan vindt men de motivering terug. Die is vergelijkbaar met het belastingreglement vastgesteld voor de aanslagjaren 2016-2019. Opmerkelijk is wel dat thans bijkomend uitdrukkelijk de volgende redenen worden gegeven voor de belasting:


  1. het willen verhogen van de permanente bewoning en het willen aantrekken van meer inwoners;
  2. de belasting op tweede verblijven is bovenal een forfaitaire weeldebelasting op het gebruik van een luxe goed, ongeacht het inkomen van de belastingplichtige;
  3. de belasting is van toepassing zowel op zakelijk gerechtigden woonachtig in de gemeente Koksijde als woonachtig buiten de gemeente Koksijde;
  4. de financiële toestand van de gemeente;
  5. de gebruikers van de tweede verblijven dragen bij gebrek aan permanente bewoning niet bij in de algemene gemeentebelasting.


De eerste vier aanvullende motieven overtuigen alvast niet om aan te nemen dat er niet langer sprake zou zijn van een ongrondwettelijkheid
. Het betreffen immers motieven die reeds in de voornoemde rechtspraak zijn verworpen.


Dat de gebruikers van de tweede verblijven bij gebrek aan permanente bewoning niet bijdragen in de algemene gemeentebelasting is de meest opvallende en misschien meest relevante bijkomende motivering. Daarbij dient toegelicht dat de gemeente Koksijde een “algemene gemeentebelasting gezinnen en ondernemingen 2020-2025 heeft gestemd”, van toepassing op zij die er zijn ingeschreven respectievelijk hun vestiging hebben. Het valt evenwel meteen op dat de tarieven niet vergelijkbaar zijn met de tarieven van de tweede verblijvers. Voor het aanslagjaar 2020 bijvoorbeeld is het tarief van de algemene gemeentebelasting voor een gezin € 168,00, terwijl een belastingplichtige met een tweede verblijf voor aanslagjaar 2020 € 968,00 betaalt voor een studio en € 1.168,00 voor een tweede verblijf dat geen studio is. Er blijft m.a.w. nog steeds sprake van een belangrijk onevenwicht.


Gemeentebelasting De Panne op tweede verblijven...


De gemeente De Panne kampt overigens met dezelfde problemen als de gemeente Koksijde. Laatst, in een arrest van 24 december 2019, beoordeelde het hof van beroep van Gent evenzeer de belasting op de tweede verblijven in die gemeente als ongrondwettig (Gent 24 december 2019). Ook hier rijst de vraag of een nieuw gestemd belastingreglement (voor de aanslagjaren 2020-2025) daaraan wel heeft verholpen.


En de andere kustgemeenten?


Noteer overigens dat een schending van het gelijkheidsbeginsel ook reeds is opgedoken in kustgemeenten waar de inwoners zelf wel degelijk een aanvullende belasting op de personenbelasting betalen. Dit is precies het geval wanneer de tweede verblijvers veel meer moeten betalen dan de vaste inwoners (Rb. West-Vl. afd. Brugge 21 oktober 2015 ivm Oostende). En zelfs indien het tarief van de vaste inwoners een normaal (niet bijzonder laag) tarief betreft, kunnen er problemen rijzen op het vlak van het gelijkheidsbeginsel. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het belastingtarief voor tweede verblijvers differentieel wordt vastgelegd volgens de zone waarin het gebouw gelegen is, terwijl uit de motivering van het reglement blijkt dat de belasting een louter financieel doel heeft (Gent 18 juni 2019). Dit is evenzeer het geval wanneer de belasting op het tweede verblijf bestaat uit verschillende tarieven afhankelijk of het tweede verblijf al dan niet dicht bij het strand is gelegen (Rb. West-Vl. afd. Brugge 25 september 2019).


Een onderscheid in de belastingheffing is toegelaten voor zover het onderscheidend criterium kennelijk en redelijkerwijs te verantwoorden is rekening houdend met de aard en het doel van de belasting. De gemeente Koksijde slaagt er maar niet in behoorlijk te verantwoorden waarom zij haar inwoners niet onderwerpt aan een aanvullende gemeentebelasting doch anderzijds de tweede verblijfhouders wèl wenst te belasten. De gemeente Koksijde wordt door de rechtbanken keer op keer in het ongelijk gesteld. Evenzeer het nieuwe belastingreglement inzake tweede verblijven van toepassing voor de aanslagjaren 2020-2025 roept vragen op omtrent de grondwettelijkheid ervan. De tweede verblijver die met dergelijke onverantwoorde ongelijkheid niet leven kan, dient (voor het heden) best bij het College van Burgemeester en Schepenen een bezwaar in (binnen de drie maanden na de aanslag) of zij het onder striktere voorwaarden een verzoek tot ambtshalve ontheffing binnen 5 jaren vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. Concreet is tot eind 2020 een verzoek tot ambtshalve ontheffing mogelijk tegen gemeentebelastingen gevestigd vanaf 2016.