VERMOGEN // 25.05.2018

Keuzebeding tussen echtgenoten: niet langer fiscale optimalisatie via last!

Auteurs: Anouck Sandra

Artikel ook verschenen op Jubel


Door het decreet van 8 december 2017 (B.S. 12 december 2017) wordt paal en perk gesteld aan de fiscale optimalisatie van een (optionele) last voorzien in een keuzebeding tussen echtgenoten. Door in het huwelijkscontract te voorzien in een keuzebeding wordt een maximaal vermogensrechtelijk comfort voor de langstlevende beoogd. De techniek van de (optionele) last optimaliseert de impact van dergelijk beding in de erfbelasting. Voortaan wordt de uitwerking van deze optionele last voor de heffing van de erfbelasting echter geneutraliseerd, hetgeen mogelijks noopt tot een herevaluatie van de planning tussen echtgenoten. Ook de fiscale optimalisatie van een verrekenbeding tussen echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen wordt gekortwiekt.

huwelijkscontract – vermogensrechtelijke regeling tussen echtgenoten

Bij vooroverlijden van één van de echtgenoten wordt in eerste instantie hun huwelijksstelsel ontbonden, vereffend en verdeeld zodat vervolgens de nalatenschap van de vooroverledene in omvang kan worden bepaald en vererfd. Echtgenoten kunnen bij huwelijkscontract afspraken maken omtrent de wijze van vereffening-verdeling van hun huwelijksstelsel om zo te voorzien in een maximaal vermogensrechtelijk comfort voor de langstlevende.

gemeenschapsstelsel – keuzebeding onder last

Het gemeenschappelijk huwvermogen van echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel wordt bij een vooroverlijden in principe in twee gelijke helften verdeeld. De ene helft van het gemeenschappelijk vermogen komt toe aan de langstlevende en de andere helft valt in de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot.

Om de vermogensrechtelijke aanspraken van de langstlevende op de huwgemeenschap te maximaliseren wordt vaak geopteerd voor de toevoeging van een keuzebeding aan het huwelijkscontract. Dergelijk keuzebeding laat de langstlevende immers toe naar vrije keuze een deel of het geheel van de goederen uit het gemeenschappelijk vermogen te bekomen dan wel de rechten hierop (bvb. vruchtgebruik), en dat in functie van de noden die hem of haar op dat moment bekend zijn. Ook echtgenoten gehuwd onder stelsel van scheiding van goederen met een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen kunnen hierin voorzien.

Op vlak van erfbelasting heeft dit evenwel belangrijke gevolgen. De langstlevende dient immers erfbelasting te betalen op al hetgeen hij of zij boven de helft van de huwgemeenschap bekomt ingevolge het fictie-artikel 2.7.1.0.4. V.C.F. Bij overlijden van de langstlevende wordt de overbedeling van de huwgemeenschap in volle eigendom bovendien nogmaals onderworpen aan erfbelasting indien niet opgeteerd.

Om die reden wordt in de toevoeging van een (optionele) last aan het keuzebeding voorzien. De langstlevende is aan de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot een opleg verschuldigd indien en voor zover meer dan de helft van de huwgemeenschap wordt bekomen; deze opleg is pas verschuldigd bij overlijden van de langstlevende.

De langstlevende bekomt uiteindelijk niets meer dan de helft van de gemeenschap waardoor het fictie-artikel 2.7.1.0.4. V.C.F. niet van toepassing is. In de nalatenschap van de eerstoverleden echtgenoot komt wel een vordering terecht tegenover de langstlevende. Met toepassing van het regulier erfrecht komt deze vordering in voorkomend geval in blote eigendom aan de kinderen toe en in vruchtgebruik aan de langstlevende. Dit vormt een fiscale optimalisatie aangezien de erfbelasting over deze vordering gespreid wordt over zowel de langstlevende als de kinderen (i.p.v. enkel in hoofde van de langstlevende) en desgevallend kan genoten worden van de lagere progressieve tarieven in de erfbelasting.

Bij het overlijden van de langstlevende wordt de last opeisbaar en (in principe) als schuld toegevoegd aan de nalatenschap van de langstlevende. Op die manier wordt vermeden dat de overbedeling van het gemeenschappelijk huwvermogen bij overlijden van de langstlevende een tweede maal wordt belast.

De Vlaamse decreetgever heeft een einde willen maken aan ‘het oneigenlijk ontwijken van erfbelasting via huwelijkscontract’, en dat door niet langer rekening te houden met de last voor de toepassing van de erfbelasting.

Thans is in artikel 2.7.3.2.14. VCF voorzien dat voor de erfbelasting de vordering ten aanzien van de langstlevende ingevolge het huwelijkscontract, de (optionele) last, niet langer als actief van de nalatenschap van de eerstoverleden echtgenoot wordt aangemerkt; artikel 2.7.1.0.4. V.C.F. herleeft op die manier waardoor de langstlevende wordt belast op de overbedeling van de huwgemeenschap.

Bij overlijden van de langstlevende is de schuld van de langstlevende, de (optionele) last, voor de erfbelasting bovendien niet langer aftrekbaar als passief van de nalatenschap. De niet-opgeteerde overbedeling van de huwgemeenschap wordt bijgevolg een tweede maal onderworpen aan erfbelasting.

Niettemin behoudt het keuzebeding onder last een toegevoegde waarde. Burgerrechtelijk biedt het nog steeds de mogelijkheid om te voorzien in het nodige vermogensrechtelijke comfort van de langstlevende, en dat volgens eigen inzichten. Is de overbedeling opgeteerd bij overlijden van de langstlevende dan is hierop geen tweede maal erfbelasting verschuldigd; het verdient bijgevolg aanbeveling slechts te voorzien in een overbedeling van de huwgemeenschap met oog op levensonderhoud. Bovendien kan de langstlevende ervoor opteren zijn of haar schuld ingevolge de last bij leven af te lossen om zo te vermijden dat de overbedeling aan zijn of haar nalatenschap wordt toegevoegd en nogmaals aan erfbelasting wordt onderworpen.

stelsel van scheiding van goederen – verrekenbeding onder last

Ook echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen kunnen bij huwelijkscontract voorzien in een vermogensrechtelijk regeling, zo onder meer door de creatie van een verrekenvordering voor de langstlevende op het eigen vermogen van de vooroverleden echtgenoot. Ook van deze verrekenvordering wordt voortaan voor de toepassing van de erfbelasting fiscaal abstractie gemaakt.

inwerkingtreding

Deze nieuwe regeling is in werking getreden op 24 december 2017, en is van toepassing op alle nalatenschappen die vanaf die datum zijn opengevallen. De Vlaamse Belastingdienst verzacht evenwel deze inwerkingtreding indien een eerste overlijden voor 24 december 2017 heeft plaatsgevonden (zie: standpunt nr. 16053 dd. 13 juni 2016).