GESCHILLEN // 24.02.2022

Is uw taxatie redelijk? Doe de check!

Auteurs: Steven Vancolen †26.06.2022

Artikel ook verschenen op Jubel


Synoniemen voor redelijk zijn “aannemelijk”, “behoorlijk”, “billijk”, “rechtvaardig”, “verstandig” enzovoort. Een belastingplichtige zal wellicht vaak geneigd zijn op de vraag in de titel negatief te antwoorden. Velen vinden immers dat zij te veel belastingen betalen, diegenen die ze graag betalen zijn in ieder geval zeldzamer. Het fiscaal recht is evenwel principieel van openbare orde. De subjectieve mening van de belastingplichtige over de taxatie is niet van tel. Dit neemt niet weg dat de redelijkheid van een taxatie wel objectief en juridisch-technisch kan worden gecheckt.

Behoorlijk bestuur en redelijkheid

De fiscus moet immers steeds taxeren op de realiteit, zelfs al is deze slechts bij benadering vast te stellen, omdat de staat slechts recht heeft op wat hem toekomt, en op niets meer (W.J. Ganshof van der Meersch, conclusie onder Cass. 23 mei 1950).


Volgens de rechtsleer is het redelijkheidsbeginsel
een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur op grond waarvan een overheid niet mag handelen zoals geen enkele redelijk handelende overheid in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. Er is sprake van een schending van het redelijkheidsbeginsel wanneer het bestuur de mogelijkheid had te kiezen tussen verschillende mogelijke beslissingen en bij het maken van de keuze op een kennelijk onredelijke wijze heeft gehandeld (Raad van State 19 maart 2007).


Een gekend voorbeeld hiervan binnen de fiscale procedure vindt men bij het recht van de fiscale administratie om vragen om inlichtingen te stellen aan de belastingplichtige. Het redelijkheidsbeginsel vereist dat het vraagrecht op een goed overwogen en gematigde wijze wordt uitgeoefend; dat geen overbodige vragen worden gesteld of vragen waarvan zij zelf het antwoord kent of waarvan zij het antwoord gemakkelijk kan achterhalen in de boekhouding van de belastingplichtige. De vragen mogen geen buitensporig karakter hebben. Er mogen geen vragen gesteld worden die dusdanige opzoekingen en zoveel werk vragen dat ze een ongehoord tijdverlies en kosten zouden meebrengen (zie bv. Antwerpen 21 januari 2020; Antwerpen 11 september 2018 en Antwerpen 9 januari 2018).


Het redelijkheidsbeginsel duikt ook op bij de zogenaamde Antigoonleer die gaat over de al dan niet verplichting tot wering van onrechtmatige verkregen bewijs.

Verbod van willekeur - criteria

Een uitvloeisel van het redelijkheidsbeginsel is het verbod van willekeur. Wanneer is er dan sprake van willekeur? Dit juridisch begrip werd gedefinieerd door zowel het Hof van Cassatie (bv. Cass. 13 oktober 1997; Cass. 5 maart 1981; Cass. 17 maart 1973) als door het Grondwettelijk Hof (GwH 24 maart 2016). Een aanslag is willekeurig:


  • wanneer de administratie zich op onjuiste feiten heeft gebaseerd;
  • of uit juiste feiten niet te verantwoorden gevolgtrekkingen heeft afgeleid;
  • of wanneer zij een rechtsdwaling heeft begaan (een vergissing in rechte).


Maakt bijvoorbeeld een schending uit van het redelijkheidsbeginsel: de ongemotiveerde verwerping van de aftrek van alle werkelijke beroepskosten, zonder onderscheid, in weerwil van de voorliggende stukken en van een akkoordverklaring m.b.t. diezelfde kosten van voorgaande jaren, terwijl er geen gewijzigde beroepsomstandigheden blijken (Antwerpen 23 mei 2017).


Een contentieux waar de kwestie van willekeurige taxaties vaak aan de orde is, zijn de betwistingen over de aanslag van ambtswege (art. 351 WIB 92). Deze aanslag wordt onder meer toegepast wanneer de belastingplichtige geen of een laattijdige aangifte indient. Deze procedure veroorzaakt de omkering van de bewijslast. Het is dan aan de belastingplichtige om het juiste bedrag van de inkomsten en de juistheid van de zelf ingeroepen gegevens te bewijzen (art. 352 WIB 92).


Meer dan eens maakt de fiscale administratie misbruik van deze procedure door de aanslag niet met de nodige zorg te vestigen waardoor hij willekeurig is. Zelfs indien de grondslag ambtshalve wordt vastgesteld “op het bedrag van de belastbare inkomsten die zij kan vermoeden op grond van de gegevens waarover zij beschikt”, moet de fiscus steunen op één van de wettelijk toegelaten bewijsmiddelen, waaronder een rechtsgeldig vermoeden. Een vermoeden is juridisch-technisch gezien een onbekend feit dat wordt afgeleid vertrekkende vanuit een bekend feit. Er moet dus uitgegaan worden van bekende feiten en de gevolgtrekkingen moeten logisch zijn (vgl. supra: definitie willekeur).


Er is daarover bijzonder veel rechtspraak. Wij houden het hier bij één sprekend voorbeeld. Om de belastbare winst te bepalen van een stoffenhandelaar voor twee aanslagjaren gebruikt de taxatieambtenaar voor ieder aanslagjaar telkens twee methodes. Uiteindelijk kiest hij voor ieder aanslagjaar een andere methode, weliswaar telkens de methode die voor dat aanslagjaar de hoogst belastbare winst oplevert. De Brusselse rechtbank vernietigt de aanslagen. Door te kiezen voor de ene dan wel voor de andere methode naargelang het hoogste resultaat, geeft de taxatieambtenaar volgens de rechtbank zelf blijk van het weinig betrouwbaar karakter van de berekeningen. Dit geldt des te meer doordat de berekeningen volgens de twee methoden tot grote verschillen leiden (Rb. Brussel 30 juni 2005).

Vernietiging aanslag als sanctie

Een willekeurige aanslag leidt tot de vernietiging ervan (Cass. 6 december 1996). Volgens het Hof van Cassatie, hierin gevolgd door het overgrote deel van de rechtsleer, is een willekeurige aanslag steeds geheel onwettig, zodat hij op bezwaar en voorziening niet verminderd, doch in zijn geheel vernietigd moet worden (Cass. 17 februari 1984; Cass. 30 april 1982; Cass. 5 maart 1981; Cass. 23 oktober 1975).


Bij een vernietiging van de aanslag zal de administratie al naar gelang het geval kunnen hertaxeren (art. 355 WIB 92) dan wel een subsidiaire aanslag voorleggen aan de rechtbank (art. 356 WIB 92). De fiscale administratie zal naar aanleiding hiervan wel de willekeur moeten kunnen wegwerken en evenzeer moeten voldoen aan alle andere wettelijk voorwaarden voor een hertaxatie of subsidiaire aanslag. Want evenmin een willekeurige hertaxatie of subsidiaire aanslag kunnen door de beugel.

Conclusie

Precies omdat het fiscaal recht van openbare orde is, dient een taxatie correct onderbouwd te zijn. Iedere belastingplichtige dient het juiste bedrag aan belastingen te betalen, niet minder maar ook niet meer. Of een aanslag redelijk is, kan wel degelijk op objectieve wijze worden nagegaan. Het komt er op neer na te zien of bij het vestigen van de aanslag de fiscale administratie niet willekeurig heeft gehandeld. Dit is onder meer het geval wanneer de administratie zich op onjuiste feiten baseerde of onlogische gevolgtrekkingen maakte. Willekeur maakt onbehoorlijk bestuur uit, reden waarom willekeurige aanslagen worden vernietigd.